Volg deze algemene veilige rijpraktijken
-
Voer voor elke rit de inspecties vóór het rijden uit. Doet u dit niet, dan kan dit leiden tot schade aan de motorfiets of een ongeval.
-
Oefen het rijden op plaatsen waar weinig of geen verkeer is, totdat u volledig vertrouwd bent met de motorfiets en al zijn bedieningselementen. Oefen het rijden met matige snelheid op verschillende wegdekken en in verschillende weersomstandigheden.
-
Ken uw vaardigheden en grenzen, en blijf daarbinnen.
-
Laat uw motorfiets alleen berijden door gediplomeerde, ervaren bestuurders, en dan nog alleen nadat zij vertrouwd zijn geraakt met de bediening en de werking ervan. Zorg ervoor dat alle rijders deze gebruikershandleiding lezen en begrijpen voordat ze gaan rijden.
-
Rijd niet als u moe of ziek bent of onder invloed van alcohol, voorgeschreven geneesmiddelen, vrij verkrijgbare geneesmiddelen of andere medicijnen. Vermoeidheid, ziekte, alcohol en medicijnen kunnen slaperigheid, verlies van coördinatie en evenwichtsverlies veroorzaken. Ze kunnen ook uw bewustzijn en beoordelingsvermogen beïnvloeden.
-
Als uw motorfiets abnormaal werkt, dient u het probleem onmiddellijk te verhelpen. Zie de INDIAN MOTORCYCLE-
servicehandleiding of een erkende INDIAN MOTORCYCLE-
dealer of een andere gekwalificeerde dealer. -
Rijd defensief, alsof u onzichtbaar bent voor andere weggebruikers, zelfs op klaarlichte dag. Het niet zien of herkennen van een motorfiets door een automobilist is de belangrijkste oorzaak van ongevallen tussen auto’s en motorfietsen. Rijd op een plaats waar u goed zichtbaar bent voor andere weggebruikers, en let goed op hun gedrag.
-
Wees vooral voorzichtig op kruispunten, want daar is de kans op een ongeval het grootst.
-
Houd uw handen aan het stuur en uw voeten op de voetsteunen om te voorkomen dat u de macht over het stuur verliest.
-
Wees u ervan bewust dat een valbeugel niet ontworpen is om de rijder tegen verwondingen bij een botsing te beschermen.
-
Houd u aan de maximumsnelheid en pas uw snelheid en rijtechniek aan op basis van de weg-, weers- en verkeersomstandigheden. Naarmate u sneller rijdt, neemt de invloed van alle andere omstandigheden toe, wat de stabiliteit van de motorfiets kan beïnvloeden en de kans op verlies van de controle over de motorfiets kan vergroten.
-
Verplaats of bedien de motorfiets niet met geblokkeerd stuur (indien gemonteerd), omdat sterk belemmerd stuurgedrag tot verlies van controle over de motorfiets en een ongeval kan leiden.
-
Verminder snelheid wanneer:
-
de weg kuilen heeft of anderszins ruw of ongelijk is.
-
er op de weg zand, vuil, grind of andere losse stoffen ligt.
-
de weg nat, beijzeld of met olie besmeurd is.
-
de weg geverfde oppervlakken, putdeksels, metalen roosters, spoorwegovergangen of andere gladde oppervlakken bevat.
-
het weer winderig of regenachtig is of anderszins gladheid of snel veranderende omstandigheden veroorzaakt.
-
als het verkeer druk is, vastzit, niet voldoende ruimte tussen de voertuigen laat of anderszins niet vlot verloopt.
-
als u wordt ingehaald of tegemoet wordt gekomen door een groot voertuig dat in zijn kielzog een windstoot kan veroorzaken.
-
-
Kies bij het naderen van een bocht een snelheid en een hellingshoek die u in staat stellen de bocht in uw eigen rijstrook te nemen zonder te remmen. Te hoge snelheid, een onjuiste hellingshoek of remmen in een bocht kunnen leiden tot verlies van controle.
-
De grondspeling wordt minder wanneer de motorfiets overhelt. Zorg ervoor dat de onderdelen het wegdek niet raken wanneer de motorfiets in een bocht overhelt, aangezien dit verlies van controle kan veroorzaken.
-
Trek geen aanhanger. Het trekken van een aanhanger kan de motorfiets moeilijk hanteerbaar maken.
-
Klap de zijstandaard volledig in alvorens te gaan rijden. Als de zijstandaard niet volledig is ingeklapt, kan deze het wegdek raken en verlies van controle over de motorfiets veroorzaken.
-
Om de remwerking te maximaliseren, dient u de voor- en achterremmen samen te gebruiken. Wees u bewust van de volgende feiten en praktijken met betrekking tot het remmen:
-
De achterrem levert maximaal 40% van de remkracht van de motorfiets. Gebruik de voor- en achterremmen samen.
-
Trek, om slippen te voorkomen, de remmen geleidelijk aan wanneer de weg nat of ruw is, of er losse of andere glibberige stoffen op de weg liggen.
-
Vermijd indien mogelijk het gebruik van de rem tijdens het nemen van een bocht. Motorbanden hebben minder tractie in bochten, dus remmen vergroot de kans op slippen. Zorg ervoor dat de motorfiets rechtop is voordat u de remmen aantrekt.
-
Rijd met nieuwe remblokken en remschijven tot 250 mi (500 km) in stedelijk verkeer (niet op de snelweg) om de remblokken op de nieuwe remschijven te laten inslijten. De remmen moeten dan vaak gebruikt worden. Gedurende deze tijd zullen de remmen minder goed werken. Rem niet te hard, tenzij in noodgevallen. De remefficiëntie zal tijdens deze inwerkingsperiode geleidelijk toenemen.
-