nl-nl
IMPORTANT

The Owner's Manual for this vehicle contains warnings, instructions and other information you must read and fully understand before safely riding or performing maintenance on this vehicle. Always follow the warnings and instructions in Owner's Manual.

Click the link above for the Table Of Contents, or download a full PDF of the Owner Manual in the Owner Support area of Polaris.com.

Elektrische inspecties

Zet de contactsleutel in de AAN-stand en zet de motor aan/uit-schakelaar op AAN voordat u de volgende elektrische inspecties uitvoert. Zet de contactsleutel weer in de UIT-stand nadat u deze inspecties heeft uitgevoerd. Indien bij inspectie van een elektrisch onderdeel blijkt dat het onderdeel defect is, dient u het onderdeel te repareren of te vervangen voordat u de motorfiets gaat gebruiken.

Item Inspectieprocedure
Koplamp De koplampen gaan automatisch aan als het contact in de AAN-stand staat. Schakel over op groot licht, zodra de koplamp brandt. Controleer of het controlelampje voor groot licht gaat branden en of de helderheid van het lampje toeneemt.
Achterlicht/
remlicht
Controleer of de achterlichten en kentekenplaatverlichting branden. Controleer of de achterlichten helderder worden wanneer de voorremhendel wordt aangetrokken en ook wanneer het rempedaal voor de achterrem wordt ingetrapt.
Richtingaanwijzers Zet de richtingaanwijzerschakelaar naar links. Controleer of de linker richtingaanwijzers voor en achter knipperen, evenals het bijbehorende lampje op het indicatorpaneel. Zet de schakelaar in de middenstand en druk hem naar binnen om het signaal te annuleren. Controleer of de signalen en het indicatielampje stoppen met knipperen. Herhaal de procedure voor de rechter richtingaanwijzers.
Alarmknipperlichten Houd de schakelaar voor de alarmknipperlichten 1-2 seconden ingedrukt om de alarmknipperlichten te activeren. Controleer of alle vier de richtingaanwijzers knipperen, evenals de lampjes op het indicatorpaneel. Zet de alarmknipperlichten uit. Controleer of alle richtingaanwijzers en indicatielampjes stoppen met knipperen.
Claxon Druk op de claxonschakelaar. Controleer of de claxon luid klinkt.
Neutraal-
indicator
Zet de versnelling in neutraal. Controleer of het neutraal-indicatielampje brandt en of de letter 'N' op het versnellingsdisplay wordt weergegeven.
Indicator lage oliedruk Start de motor. Controleer dat de indicator voor lage oliedruk niet brandt.
Motor aan/uit-
schakelaar
Start de motor. Zet de motor aan/uit-schakelaar in de UIT-stand. Controleer dat de motor stopt. Probeer de motor opnieuw te starten om te controleren of de motor NIET wil starten.